Een rif is een ondiepte in de zee die (vaak) gevormd is op een hardere ondergrond. In de Waddenzee is het niet het koraal (zoals bij het Great Barrier Reef), maar zijn het schelpdieren die de riffen vormen.

Japanse oesters en mosselen groeien heel dicht tegen elkaar aan. Zo vormen zij stevige banken: dichte ketens die bestand zijn tegen de sterke stroming en golfslag van de zee. Deze oester- en mosselbanken vormen de ondergrond voor veel zeedieren, zoals zeeanemonen, zeepokken, garnalen en kleine visjes.

Mosselen en oesters zijn dus bio-bouwers. En ecologisch van enorm groot belang. De biodiversiteit bij de riffen is groot. En dat weten vogels ook! Een perfect buffet dat met eb vaak boven water uitsteekt. Daarom komen rondom een rif veel meer vogels voor dan op een gewone zandplaat.

De laatste jaren ontstaan er op steeds meer plekken in het waddengebied natuurlijke riffen. Een goede ontwikkeling die belangrijk is voor het voorbestaan van veel diersoorten.