Mosselen zijn zogenaamde biobouwers en creëren niet alleen een ideale omgeving voor zichzelf, maar ook voor heel veel andere soorten. En zijn dus cruciaal voor de biodiversiteit van de Waddenzee.

Ze vormen mosselbanken door zich vast te hechten aan onder andere stenen, andere mosselen en schelpen. Met een soort baard van draden blijven ze kleven. Aan het eind van die zogenoemde byssusdraden zitten hechtvoetjes, en die blijven zelfs met harde stromingen vastzitten. Als ze willen, kunnen ze met deze draden zichzelf ook verplaatsen.

Mosselen zijn de natuurlijke filters van de Waddenzee. Een mossel kan 1,5 liter water per uur langs zijn kieuwen pompen. De huidige mosselpopulatie kan het hele volume van de Waddenzee in 2 weken filteren.

Mosselen zetten algen om in organisch materiaal dat weer als voedingsstof dient voor andere organismen. Dan scheiden ze zogenaamd pseudopoep. Met deze poep vormen alle mosselen samen een slikachtig leefgebied waarin veel schelpdieren, zeeduizendpoten en kokerwormen kunnen leven. Deze voedselrijke leefgebieden hebben een grote aantrekkingskracht op vogels als wulpen en scholeksters.