Ieder voorjaar en ieder najaar vliegen miljoenen trekvogels heen en weer. De Waddenzee is de belangrijkste tussenstop voor vogels op de zogenaamde Global Fly-way tussen het Arctisch gebied en de warme streken aan de Atlantische kusten van Afrika. Zonder het Waddengebied zouden tientallen soorten trekvogels deze tocht niet kunnen maken.

Dit geldt ook voor de kanoet. De Wadden bieden een waar eetfeest voor de kanoet die zich heeft aangepast aan de omstandigheden in het gebied. Zo heeft de kanoet een bijzonder gevoelige snavel waarmee hij door te prikken, drukverschillen voelt in de wadbodem en zo makkelijk schelpdieren kan vinden.

De kanoet eet schelpdieren zoal kokkels en nonnetjes, die hij
in zijn geheel doorslikt. De maag van de kanoet is zo groot en sterk dat de schelpen in hun geheel vergruisd worden.

De schelpdieren zijn de brandstof voor de kanoeten. Dit hebben ze nodig om grote afstanden te vliegen. Dit doen ze in recordtijden: ze kunnen wel 6000 kilometer afleggen in 3 dagen.